Al toen ik klein was wilde ik weten hoe de wereld werkt. Ik verwonderde me over mensen en de oneindigheid van het universum. Daarom wilde ik astronaut worden en nieuwe werelden ontdekken. Ik wilde uitvinder worden en zelf de wereld maken. Ik kon eindeloos de trap bij ons huis oprennen en afspringen want misschien, als ik maar ver genoeg zou springen, zou ik wel kunnen vliegen. In mijn verbeelding vloog ik echt en werd het onmogelijk mogelijk. Die fascinatie voor het onmogelijke mogelijk maken, het uitvinden, het reizen naar plekken waar nog nooit iemand is geweest, is altijd gebleven. In het theater kan ik ergens van afspringen en even vliegen, in een middag acht planeten bezoeken en een tijdmachine bouwen van karton die echt werkt. Met weinig middelen kun je een hele nieuwe wereld neer zetten. Even maak je een reis met iedereen uit het publiek.
In mijn eigen werk ben ik op zoek naar een onlogische logica, vervreemding, objecten die tegenspelers worden. De wereld die even op zijn kop staat, waar de regels van het alledaagse even niet meer gelden.
Het gaat voor mij over de hele beleving: het geluid, de geur, en die wind vlaag die ontstaat doordat iemand even heel dicht voorbij loopt. De verhoudingen tussen de dingen. Ik zoek naar een dialoog tussen de dingen, de spelers en de ruimte. De associaties die het oproept. Het verhaal dat ontstaat. Ik wil met de toeschouwer een beleving delen die daardoor zijn eigen verhaal kan ontdekken.
Samen kunnen we meer verbeelden om nieuwe werelden uit te vinden, om nieuwe verhalen laten ontstaan of misschien om oude verhalen te herinneren.